Villa Entropie 2

 

.                  E n t r o p i s c h   L e v e n

 

DeTover2

 
Mijn vader was meubelmaker, die dagelijks in een kleine werkplaats met hulp van Olfert, de dove knecht, meubels maakte op bestelling. Dat liep goed omdat Vader geleidelijk de reputatie opbouwde dat hij niet tweemaal hetzelfde meubel kon maken. Ook waren al zijn werkstukken steeds asymetrisch van indeling. Het was zelfs zo dat als hij gedraaide poten onder een Groninger tafel maakte, de poten zowel linksom als rechtsom draaiden, dus niet steeds met de Zon mee. Maar toch: de hoeken waren altijd haaks, zijn zwaluwstaarten kierden nooit en wat hij maakte was mooi, héél mooi. Hij heeft talent, vonden de mensen, maar zelf vond hij dat hij juist geen talent had. Het komt alleen maar doordat ik een slecht geheugen heb, ontkende hij, dan moet je steeds alles opnieuw bedenken. De enige die wel talent heeft is Olfert, want die begrijpt mij zonder woorden. Maar hij vertelde ook wel dat hij inspiratie opdeed als hij buiten door het veld wandelde. Alles in de natuur was toch zo wonderlijk gevormd en wat hij zag dat maakten zijn handen.
 
Mijn moeder dacht daar anders over als zij eens per maand aan tafel ging zitten om de rekeningen te schrijven. Ik was er getuige van hoe pas na langdurige discussies de prijs van een meubel tot stand kwam. Vader wist nooit hoelang hij ergens over had gedaan en hoeveel hout er nu precies was verzaagd. Moeder gaf de schuld aan de dove knecht. Maar zij wilde ook weten wie de afnemer was en hoe welvarend die was. Dan streelde zij de kat, die voor de kachel lag te snorren en schreef met potlood een getal op een briefje. Maar ze had een gommetje klaar liggen om het nog eens te veranderen als de andere rekeningen nieuwe inzichten gaven.
 
Ik hield hiervan over dat ‘prijs’ een rekbaar begrip is en dat de prijs van een artikel door een mens bedacht is. Later kwam ik erachter dat bedrijven intern wel een ‘kostprijs’ uitrekenen, die is gebaseerd op werkelijk gemaakte directe en indirecte ‘kosten’, maar dat die kosten toch weer marktprijzen zijn, die moesten worden betaald voor arbeid en materialen. Ook de door belastingdiensten gekoesterde ‘toegevoegde waarde’ werd zo een bootje dat meedeint op de golven van de markt, omdat deze waarde slechts bestaat uit het verschil tussen de marktprijs van het werkstuk en de inkoopprijs van de bouwstoffen en niet uit een getal gebaseerd op het verschil in fysische toestanden vóór en na de productie.
 
Dat verschil in toestanden bleef lang in mij rondraadselen totdat ik in Delft het college Inleiding Warmteleer van lector Mano volgde en te maken kreeg met extensieve toestandsgrootheden en hoe die konden worden gemeten. Toen was ik er.
Ik nam als toestandsgrootheid om in te tellen de entropie met als tel-eenheid 1 kiloJoule/°Kelvin. 
 
Ideaal acht ik een wereld met standvastige, dus constante, entropie. Alleen dan blijft het leefbaar. Mensen, die de entropie laten stijgen doordat zij toestandsveranderingen uitvoeren waar geen compensatie tegenover staat, vind ik vervuilers die voor hun daden moeten betalen. 

Omgekeerd moeten dalers worden beloond. En dat lukt dus niet meer met guldens en kwartjes, daarvoor is ander geld nodig, entropisch geld.

Mijn geldstukken munt ik met de naam Tover, dat is een afkorting van het woord toestandsverandering, gewoon praktisch. Dat deze naam ook nog een andere magische betekenis heeft, is geen toeval, maar gewoon logisch. Het is net als met Paul Dirac: toen hij in 1930 met de namen bra en ket kwam voor de door hem bedachte kwantummechanische toestandsvectoren, vonden de mensen het maar niks, maar voor Paul was het zuiver logisch omdat hij hiervoor eenvoudig het woord bracket in tweeën had geknipt en zijn toestandsvectoren staan immers tussen haakjes. Trouwens, als ik voor mijn geld de naam dollar had gekozen? En deze naam bestond nog niet? Jannes stelde voor om als naam het woord entroop te kiezen. Logisch toch? zei hij. Maar nee en bovendien: dat woord heb ik in gedachten al vergeven: een entroop is een mens met een entropisch bewustzijn, een mens die verlegen is met zijn/haar bestaan, één die zich schaamt. In de loop der eeuwen hebben maar weinigen zich tot die levenshouding opgewerkt, een enkele heremiet misschien - moeilijk toch ook omdat entropen onopgemerkt willen blijven.

Het woord tover dan heeft in het vervolg een dubbele betekenis: het is een eigennaam voor een munt en het is een verkorte schrijfwijze voor het zelfstandig naamwoord 'toestandsverandering'. Dat is in het begin verwarrend, maar op een gegeven moment weet je niet beter. Omdat het een eigennaam is kan het niet worden vertaald in een andere taal, ook niet in het cosmo-Engels. Zelfs vertaalmachines zullen er geen vat op krijgen omdat ik er een logo van heb gemaakt met copy-right.

De goederen en diensten die tegen tovers verhandeld worden zijn dus uitsluitend toestandsveranderingen. Met de tover wordt dus verandering gekocht, het is bewegingsgeld. Dat werkt zo: als iemand de toestand van een systeem verandert, waardoor de entropie van de wereld met a kiloJoule/°K stijgt, dan moet hij hiervoor a tover betalen. Aan wie, dat is van later zorg. Het aantal tovers komt dus overeen met het aantal kiloJoules/°K toestandsverandering. De tover is op deze wijze waardevast verankerd in de natuur. Vaste prijzen. Op de markt geen materiële goederen meer, maar uitsluitend toestandsveranderingen ofwel tovers!

Ik geef de munt het symbool van een toverstaf, omdat het om veranderen gaat :

 Tover

 

En ik kies voor de transacties steeds een werkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd, omdat een toestandsverandering van een systeem een werking is. Het gaat om de waarde van de entropische verandering van het systeem, die de werking teweeg brengt, en niet om de waarde van de te verkrijgen nieuwe toestand. Dus niet: '1 liter benzine verbrand' maar '1 liter benzine verbranden'. Met de koop je toestanden, met de Tovertoestandsveranderingen.

Dit is het geld waarmee ik de prijs van mijn Afspeeltover wil gaan schrijven.