Villa Entropie 2

 

.                  E n t r o p i s c h   L e v e n

53 JAAR
 
De laatste keer dat Jannes zijn moeder in het rusthuis bezocht, had zij hem die vraag gesteld en had hij dat antwoord gegeven.
 
Zoals altijd zat zijn moeder in de rieten zorg die zij van haar vorige huis had meegenomen. Haar man had er jaren in gezeten, voor het raam, de blik naar buiten gericht. Nu zat zij erin en keek ook naar buiten.
De televisie stond aan op zender 1. Iedere minuut zette Rie de tv uit om hem dan weer aan te zetten. Het geluid stond zo hard dat het fotolijstje op de tv meetrilde, met de foto van haar ene overleden dochter erin.
 
Op tafel stond onaangeroerd haar eten: twee boterhammen met kaas en een beker melk. Slechts van de melk nam zij af en toe een slokje. Want Rie was in eetstaking gegaan, behalve dat zij al weinig sprak at ze nu ook nog weinig. Het laatste halfjaar was zij draadmager geworden. Vel over been, vliesdunne wangen spanden over haar kunstgebit.
Rie had er geen zin meer in. Het was gedaan en het was geweest.
 
Volgens een afgesproken schema kreeg Rie regelmatig bezoek van haar kinderen en nu was Jannes aan de beurt. Dag moeder, zei hij toen hij binnentrad en ging in de enige andere stoel zitten. Zoals alle keren gaf zijn moeder geen antwoord en bleef naar buiten kijken.
 
Vanaf de zesde verdieping was het uitzicht wijds. Over bossen, landerijen en een kerktorentje in de verte kon men zijn blik laten gaan tot aan de horizon waarboven op dit tijdstip de avondzon zijn ondergang begon. Op parelmoeren hemel beschreef een zilveren duif grote bogen, eerst omhoog, almaar hoger, dan los uitglijdend langs onzichtbare lijnen, zonder doel of drang, onbewust van eigen blijheid om de avondrust.
 
Zo zaten zij een minuut of wat. Toen wendde Rie plots haar hoofd en keek Jannes strak aan.
Ze zeggen, dat als je dood gaat dat je dan in de hemel komt.
Geloof jij dat?!
Haar stem klonk nors zoals altijd, maar nu ook dwingend en ongeduldig. Wanhopig bijna.
 
Jannes keek haar verbouwereerd aan. Haar hele leven altijd 's zondags tweemaal naar de kerk, de Institutie met de leefregels van Calvijn in de kast en altijd bijbellezen na het eten, altijd een avondgebed. Zo had zich haar leven afgespeeld - en nu dit.
Hoe boos was ze op hem geweest toen hij eens op een zondag verklaarde een keertje niet mee te willen. Zou ze, aan het eind gekomen, inzien dat haar geloven niet anders was dan kennisgebrek en zou ze nu de echte waarheid willen weten?
 
Moeder, er is behoud, hoorde Jannes zichzelf zonder aarzeling antwoorden, er is altijd behoud!
Zwijgend keek ze hem aan, haar blik peilend in de zijne. Voor het eerst sinds jaren kwamen zij elkaar zo nabij. Jannes kreeg het gevoel alsof hij naakt voor haar stond. De naakte waarheid.
Toen boog ze het hoofd.
Mmm, bromde ze met strak opeengeklemde lippen en haar vuisten balden zich. Het gaat toch anders dan je denkt.
Daar zat zij dan: een klein oud afgeleefd mensje. Een mens die zich moegestreden gewonnen gaf zonder precies te weten waaraan. Jannes zag twee tranen die langzaam, glinsterend in de laatste zonnestralen, over haar wangen omlaag gleden.
Hij stond op en omhelsde haar. Gaf haar een innige kus en streelde haar wangen.
Stil verliet hij de kamer.
---------------
Er gaat grote troost uit van de eerste hoofdwet. Waar zouden we anders blijven als er geen behoud was, zou je denken.
Hoe ongerijmd is dan de tweede hoofdwet die zegt dat alles gaat verspreiden, zodat er tot slot niets meer is. Een trap na is dat.
Hoe hemels is de een, hoe duivels de ander.
De Fransen zeggen dat de ergste streek, die de duivel kan uithalen, is om je te laten geloven dat hij niet bestaat. Zo gezien zou juist de eerste hoofdwet door de duivel kunnen zijn geschreven.
 
Lopend naar zijn auto schopte Jannes boos een steentje voor zich uit. Er klopte iets niet tussen die twee wetten. Hij weigerde ze aan te nemen. Negentiende-eeuwse bedenksels, meer niet, toen dachten ze nog zo.
Hij had zijn moeder gewoon moeten zeggen dat dood zijn net zoiets is als voordat je geboren bent.
Je bent er nog wel, je bent alleen in een ander weten. Zoals dat steentje dus.